Zuchtend nam hij het bord aan en bracht het behendig naar de tafel van de mensen waar het voor was. Maar bij het zien van de waarschuwende blik van zijn pleegouders ontstond er al snel weer een glimlach op zijn gezicht. Fake, maar hij had geleerd het goed te verbergen. Al snel werd hij weer geroepen voor het volgde bord. Hij haatte het werk, hij haatte alles wat met dit leven te maken had. Hij was pas vijftien jaar oud, en liep keurig in een smoking, een strikje bij zijn hals en zijn haren netjes gekamd in een duur restaurant. Oké hij had dan wel geluk dat hij een dak boven zijn hoofd had, meestal dan, en wat eten en drinken kreeg, afhankelijk van zijn gedrag, maar toch, hij wilde veel liever buiten zijn met andere kinderen. Hij blik was even naar buiten gericht waarna hij weer aan het werk moest. Niets aan te doen.. Dacht hij en deed alles wat er van hem gevraagd werd. Mensen kwamen, mensen gingen. Ze keken hem aan alsof hij het niet eens waard was om te leven. Puur omdat zij ´hoger´ stonden dan hem. Hij mocht die mensen niet, maar hij kon er ook niets van zeggen. Dat was vragen om problemen. Het waren bekakte, bekrompen mensen. Met zijn verstand op nul werkte hij door totdat de laatste mensen verdwenen waren. Hij verzamelde zijn goede moed weer bij elkaar en liep op zijn pleegouders af. 'Zou ik nu alstublieft ook wat eten mogen?' Vroeg hij beleeft terwijl hij een fake glimlachje opzette. De chagrijnige blikken werden op hem gericht. Gelukkig kreeg hij nu ook een bordje, niet veel, maar het was tenminste genoeg om zijn honger te verzachten. 'Dank u wel' Zei hij, knikte beleefd en liep met zijn bordje naar het tafeltje bij het raam. Hij keek naar de mensen. Ze waren anders dan de mensen die hier binnen kwamen. Ze leken vrolijker, opener. Hij wilde ze ontmoeten, met ze praten.. Al snel werd hij teruggeroepen. Hij moest afwassen, daarna snel zijn bed in zodat hij morgen weer fit genoeg was om weer te werken. Hij pakte de vieze borden en begon met afwassen. Het leek uren te duren. Toen hij eindelijk klaar was liep hij naar zijn kamertje. Zijn pleegouders waren inmiddels allang in dromenland. Zachtjes liet hij zich op het veelte kleine bed zakken. Dat stond in een veelte kleine kamer. Hij keek naar buiten, naar de maan en de sterren. Diep zuchtte hij en dacht aan zijn echte ouders, de warmte kon hij nog altijd voelen als hij aan ze dacht. Langzaam rolde er een traan langs zijn wang naar beneden. Hij haatte dit leven, hij haatte die mensen.. Alles wat hij wilde was weten wat er buiten dit gebouw was. Hij keek rond en stond op. Hij pakte een tasje en sloop zijn kamer uit. Zijn hart bonkte in zijn keel. Als zijn pleegouders hem betrapte.. Hij glipte de kamer van de kluis binnen en toetste de code in. Deze wist hij omdat hij iedere avond het geld ernaartoe moest brengen. Hij schoof een hoop geld in zijn tasje en rende zo hard als hij kon naar buiten toen hij iets hoorde en de lamp aan zag haar. Volkomen in paniek sprong hij door het glas en rende door. Gelukkig maar voor hem dat het enkel glas was. Hij bleef rennen en rennen. De woedende scheldwoorden werden nog lang naar hem toegeroepen. Na een tijdje kon hij niet meer. Zijn benen.. Ze waren gewoon op. Veel conditie kreeg je ook niet door zijn werk. De woorden waren niet meer hoorbaar, was hij hem kwijt? Terwijl hij weer op adem begon te komen keek hij rond. Wauw.. Wat een lichten hier overal! Verwonderd keek hij rond naar wat er allemaal te zien was. Vreemde woorden, vreemde mensen, alles was gewoon vreemd. De mensen.. Ze lachten! Hij keek in de weerspiegeling van zichzelf. Hij probeerde het ook te doen.. Te lachen. Maar hoe hij ook probeerde, het lukte hem niet. Diep zuchtte hij waarna hij doorsjokte. Waar moest hij nu slapen? Ja.. Daar had hij niet over nagedacht. Terugkeren was in iedergeval geen optie.
[Open!]