Rachel haar gevoelens waren de laatste tijd erg gemengd, in de war gebracht door de verschillende gebeurtenissen. Paul was de laatste tijd vaak aan het wachtlopen, Rachel ook maar toch. Ze kwamen elkaar nauwelijks meer tegen, zagen elkaar bijna niet en spreken werd ookal steeds minder. Rachel werd er onzeker van, andere woorden paste gewoon niet bij de gevoelens die door haar lichaam stroomde. Rachel ademde een keer diep in, haar bruine ogen werden gericht op de omgeving terwijl ze niet eens de moeite had gedaan om te veranderen zodat ze sneller zou zijn, groter zou zijn en er gevaarlijker uit zou zien. Toen een vieze bloedzuiger geur haar neus betrad schudde ze haar hoofd een keer, niet nu. Al snel kon ze hem eigenlijk onderscheiden, dit was een redelijk bekende lucht. De Cullens, als het goed was Alice, of eventueel Jasper. In een rustig tempo liep ze op de lucht af, haar ogen verkende elk deeltje van het gebied, haar oren stonden scherp terwijl de kleinere vampier zich op haar netvlies brandde. De geur rook ze al niet meer, gelukkig. Vlak voor de grens stopte ze terwijl ze op een omgevallen boomstronk ging zitten. Ergens was Rachel helemaal gebroken door vermoeidheid, maar toegeven deed ze niet. Nooit. ’Hé Alice. Wat brengt jou hierzo?’ Klonk haar stem kort maar vriendelijk.